Gokkast geschiedenis

De “Liberty Bell” gokkast was het meesterwerk van Charles Fey en de eerste moderne gokautomaat. Deze gokautomaat zag er uiteraard niet uit als we de gokkasten die we de dag van vandaag kennen maar was ontzettend populair bij de spelers.

Ook Sittman en Pitt Brooklyn brachten in 1891 een gok-/pokerautomaat op de markt. De gokautomaat toonde 50 speelkaarten op een totaal van vijf trommels. De machine beschikte niet over een automatisch uitbetalingssysteem maar hier gaf men in de winkel of aan de bar waar de gokautomaat geplaatst was, een winnend ticket in de plaats.

Waar het allemaal begon – de oorsprong van de gokkast

Fey ontwikkelde in 1895 een gietijzeren doos met drie draaiende metalen hoepels en daarop vijf symbolen (ruiten, harten, schoppen, hoefijzers en de Liberty Bell). De automaat beschikte over een hefboom en een automatische uitbetaling. De hefboom bracht de wielen op gang door een set van tandwielen in de automaat. Elk spel bevatte tien geschilderde symbolen die samen duizenden combinaties maakten en een jackpot opbrachten ter waarde van tien muntstukken wanneer een speler over drie dezelfde symbolen beschikte. Deze automaat bleek al vrij snel populair te zijn en moedigde vooral de anderen aan, waaronder Herbert Mills. Herbert heeft de “Operator Bell” gecreëerd en hij had er fruitsymbolen aan toegevoegd zoals pruimen, citroenen en kersen. Deze gokautomaten werden overal in het land in bars en lokale winkels geïnstalleerd.

De gokkast in evolutie

Bally maakte in 1963 de “Honey Money”, de eerste elektromechanische gokkast met een automatische uitbetaling van maximum 500 muntstukken. Een elektronisch apparaatje ging de beweging van de rollen na in de Honey Money automaat. Zo gingen de rollen een stuk sneller draaien dan de oudere modellen. Na enige tijd, kwam er een spin in de plaats van de hefboom. Nu waren er 20 mogelijkheden met de symbolen en in totaal 8000 andere combinaties. De jackpot groeide ook sterk aan en dit trok nog meer spelers aan.

De hedendaagse gokkasttechnologie

Rond het jaar 1980 werd er een computerchip, “de Random Number Generator” (RNG), uitgebracht. De ontwikkeling van de gokautomaten stond zo net weer een stapje verder. Bij elke seconde dat de RNG draait, bestaan er duizenden willekeurige getallen, zelfs wanneer er niemand op de gokautomaat aan het spelen is. Wanneer er een speler op de gokkast speelt, zal er een combinatie op het scherm tevoorschijn komen en verschijnen de respectievelijke symbolen op een serie virtuele rollen. Aangezien de RNG zodanig veel combinaties geeft, kunnen de casino’s hoge jackpots tot miljoenen dollars geven. Vandaar dat de gokkasten vandaag de dag nog steeds zo’n groot succes zijn. De casino’s winnen namelijk zo’n 70% van hun inkomen uit de gokkasten.